Correctievoorschrift HAVO
2015
tijdvak 1
economie
Het correctievoorschrift bestaat uit:
1 Regels voor de beoordeling
2 Algemene regels
3 Vakspecifieke regels
4 Beoordelingsmodel
5 Inzenden scores
1 Regels voor de beoordeling
Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en
42
van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.
Voorts heeft het College voor Toetsen en Examens op grond van artikel 2 lid 2d van
de Wet College voor toetsen en examens de Regeling beoordelingsnormen en
bijbehorende scores centraal
examen vastgesteld.
Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van
het Eindexamenbesluit van belang:
1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de
beoordelingsnormen
en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de
examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de
directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het
toekennen van scorepunten toe die zijn
gegeven door het College voor Toetsen en
Examens.
2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van
de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het
bepalen van de score onverwijld
aan de gecommitteerde toekomen.
3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de
beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn
gegeven door het College voor Toetsen en Examens.
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de
verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd
gezag van de gecommitteerde.
4 De examinator en de gecommitteerde stellen
in onderling overleg het aantal
scorepunten voor het centraal examen vast.
5 Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming
komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de
gecommitteerde.
Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd
gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt
hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde
onafhankelijke gecommitteerde
aanwijzen. De beoordeling van de derde
gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels
Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de
regeling
van het College voor Toetsen en Examens van toepassing:
1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten,
het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het
totaal
aantal scorepunten van iedere kandidaat.
2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de
gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het
beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ...,
n, waarbij n het
maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die
geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.
3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels:
3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen
aantal scorepunten toegekend;
3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te
behalen scorepunten toegekend,
in overeenstemming met het
beoordelingsmodel;
3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt
en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist
of gedeeltelijk juist aangemerkt
kan worden, moeten scorepunten worden
toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;
3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord
gevraagd wordt, wordt uitsluitend
het eerstgegeven antwoord beoordeeld;
3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig
antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden
beoordeeld, tot maximaal het gevraagde
aantal;
3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of
berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij
in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;
3.7 indien
in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen,
gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende
formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
3.8 indien in het beoordelingsmodel
een gedeelte van het antwoord tussen haakjes
staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen;
3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis,
zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek,
een antwoord geeft dat
vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten
toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke
onjuistheid gemoeid zijn.
4 Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag
is de hoofdletter die behoort bij de
juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het
in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander
antwoord worden geen scorepunten toegekend.
Indien meer dan één antwoord
gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend.
5 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend,
tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd
wordt en/of tenzij in het
beoordelingsmodel anders is vermeld.
6 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw
worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.
7 Indien de examinator
of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het
beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het
werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de
fout of onvolkomenheid
mededelen aan het College voor Toetsen en Examens. Het
is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een
eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening
gehouden.
8 Scorepunten
worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven
antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven.
9 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen.
Eerste en tweede corrector stellen de score
voor iedere kandidaat vast. Deze score
wordt meegedeeld aan de directeur.
De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels
voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Toetsen
en Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling
vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend
voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt.
De corrector mag dus niet
afwijken van het correctievoorschrift.
NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de
behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven
voor de vermelding van de
scores van de kandidaten.
Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht.
Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in
gezamenlijk overleg keuzes
maken.
NB3 Als het College voor Toetsen en Examens vaststelt dat een centraal examen een
onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift.
Een aanvulling op het correctievoorschrift
wordt zo spoedig mogelijk nadat de
onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de
examensecretarissen.
Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die
gevallen vermeldt de aanvulling:
NB
Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector
deze aanvulling op het correctievoorschrift toe.
Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd
worden dat een
aanvulling op het correctievoorschrift te laat zou komen.
In dat geval houdt het College voor Toetsen en Examens bij de vaststelling van de
N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels
Voor dit examen kunnen maximaal 58 scorepunten worden behaald.
Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld:
Voor rekenfouten worden geen scorepunten afgetrokken. Wanneer echter de kandidaat
bij een berekening kennelijk verzuimd heeft door schatting controle op het antwoord uit
te oefenen, wordt voor deze fouten één scorepunt afgetrokken tot een maximum van
drie scorepunten voor het hele examen.
4 Beoordelingsmodel
Vraag
Antwoord
Scores
Opmerking
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een
gegeven
antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke.
Opgave 1
1 maximumscore 2
Uit de uitleg moet blijken dat
• het tarief per keer legen de inwoners stimuleert
om de containers
minder vaak aan te bieden om daarmee lasten te besparen 1
• het tarief per kilo de inwoners stimuleert om de aangeboden kilo’s afval
te beperken en daarmee lasten te besparen 1
2 maximumscore 2
tarief per kilo
Uit de verklaring moet blijken dat dit tarief een direct verband legt tussen
de hoeveelheid aan te bieden afval en de prijs die daarvoor betaald wordt,
terwijl een tarief per keer legen de inwoner zal
stimuleren om de container
zo vol mogelijk te stoppen en ‘niet op een kilo meer of minder te kijken’.
3 maximumscore 2
hoger
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
afname restafval: × 100% = 20% 1.500.000 kilo15.000 500 kilo×
= +40% . nieuwe tarief 1,4 × € 0,15 = € 0,21 200,5-
-
4 maximumscore 2
Een verklaring waaruit blijkt dat inwoners van Berndonk bij hogere
afvaltarieven:
• eerder geneigd zijn om afval (in de natuur) te dumpen 1
• wat een negatief effect van consumptie vormt: omwonenden
ondervinden hinder (waarvoor ze niet gecompenseerd worden) 1
Opgave 2
5 maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
importwaarde eind januari: 4.510 + 1.475 = 5.985 miljard yen
importwaarde begin januari: = 5.441 (afgerond) miljard yen 5.9851,10
6 maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
• door de economische crisis importeren de VS minder uit Japan,
waardoor Japan minder exporteert 1
• door een dure yen is de export van Japan
relatief duur voor het
buitenland en zal daardoor afnemen / is de import relatief goedkoop en
zal daardoor toenemen 1
7 maximumscore 2
Een antwoord waaruit blijkt dat de omloopsnelheid van het geld (V)
alsmede het aantal transacties (T) constant worden verondersteld, zodat
een daling van de geldhoeveelheid (M) leidt tot een daling van het
prijsniveau (P).
8 maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
• consumenten stellen hun aankopen uit omdat ze op termijn een
verdere prijsdaling verwachten (waardoor de koopkracht stijgt) 1
• bedrijven stellen de prijzen naar beneden bij om de vraag van de
consument te stimuleren
1
9 maximumscore 2
Voorbeelden van een juiste uitleg zijn:
- Het verhogen van de overheidsuitgaven beïnvloedt de conjunctuur
direct en het verlagen van de tarieven van de inkomstenbelasting in
mindere
mate, aangezien er sprake is van een spaar- en/of importlek.
- Het verlagen van de tarieven van de inkomstenbelasting zet
consumenten onvoldoende aan tot extra binnenlandse bestedingen,
aangezien er toch al voldoende koopkracht is als gevolg
van deflatie;
uitbreiding van overheidsuitgaven heeft wel het gewenste effect.
10 maximumscore 2
bij (a) 2 (binnenlandse bestedingen Japan stijgen)
bij (b) 5 (laagconjunctuur slaat om in hoogconjunctuur)
bij (c) 3 (wisselkoers yen ten opzichte van dollar daalt)
bij (d) 4 (import voor Japan wordt duurder)
bij (e) 1 (Japanse export neemt toe)
Opmerking
Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen.
Opgave 3
11 maximumscore 3
bij (1) positief
bij (2) niet
bij (3) niet
bij (4) meeliftgedrag
bij (5) collectieve dwang
• (1) juist 1
• (2) en (3) juist 1
• (4) en (5) juist 1
12 maximumscore 2
Een uitleg waaruit blijkt dat
• een verlaging van de belasting op arbeid kan bijdragen aan een
verlaging / beperking van de stijging van de loonkosten per
eenheid
product 1
• hetgeen bij doorberekening in de verkoopprijzen de internationale
concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven kan versterken,
waardoor de productie kan stijgen (en de werkgelegenheid zal
toenemen) 1
13 maximumscore 2
genivelleerd
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
De inkomensverhouding tussen de laagste en hoogste
tienprocentsgroepen bij het netto-inkomen ( = 8) is kleiner dan bij het
bruto-inkomen ( = 14,5).
243292
14 maximumscore 3
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
• directe belastingheffing heeft een nivellerend effect (de hoogste
inkomensgroepen betalen in verhouding
meer dan de laagste
inkomensgroepen) en indirecte belastingheffing heeft een
denivellerend effect (de hoogste inkomensgroepen betalen in
verhouding minder dan de laagste inkomensgroepen) op de
inkomensverdeling 1
• waardoor
de totale lastendruk redelijk gelijk verdeeld is over de
verschillende inkomensgroepen (respectievelijk 42,0% en 40,4% voor
de laagste inkomensgroepen tegen 42,0% en 41,0% voor de hoogste
inkomensgroepen) 1
• hetgeen betekent dat
een verhoging van indirecte belasting in
combinatie met een verlaging van directe belasting al vlug zal leiden
tot vergroting van de inkomensverschillen 1
Opgave 4
15 maximumscore 2
bij (1) gedaald
bij (2) meer uit dan
bij (3) gelijk gebleven
indien drie juist 2
indien twee juist 1
indien één of géén juist 0
16 maximumscore 2
Een uitleg waaruit blijkt dat de gezondheidsindex in 2005 gelijk aan de CPI
moet zijn geweest omdat:
• het partiële prijsindexcijfer voor categorie 02 gelijk is aan de totale CPI 1
• en het partiële prijsindexcijfer
voor categorie 02 niet meetelt in de
gezondheidsindex (waardoor het voor de uitkomst van de berekening
van het gemiddelde prijsindexcijfer geen verschil maakt of dit cijfer wel
of niet wordt meegenomen) 1
17 maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
× 100 = 117,5 (basisjaar 2005) 41.12535.000
= 118,6 (basisjaar 2004) 117,5 100,9100×
18 maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Werknemers die met de auto of de motor naar het werk reizen, zullen
relatief hoge uitgaven hebben aan benzine of diesel.
Deze uitgaven zijn tussen 2005 en 2011 meer dan gemiddeld in prijs
gestegen, maar
worden niet meegenomen in de indexering.
19 maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Tijdens een economische crisis kan het van belang zijn om de koopkracht
op peil te houden, zodat er voldoende
vraag naar goederen en diensten
blijft, die zorgt voor productie en daarmee tot behoud van
werkgelegenheid.
Opgave 5
20 maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
In geval van vrijwillige verzekering zal zich naar verwachting averechtse
selectie voordoen: vooral mensen met een hoog gezondheidsrisico zullen
zich laten verzekeren. Zorgverzekeraars krijgen dan vooral ‘slechte’
risico’s
in portefeuille waardoor hun uitgaven toenemen en ze de premies
zullen moeten verhogen. Averechtse selectie treedt niet op in geval van
een verplichte verzekering.
21 maximumscore 2
bij (1) alternatief 1
bij (2) asymmetrische informatie
bij (3) moral hazard (risico op moreel wangedrag)
indien drie juist 2
indien twee juist 1
indien één of géén juist 0
22 maximumscore 3
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
• Tiptoptand-polis
kosten 2014 + 2015: € 50 × 24 + € 10 € 1.210 1
• Bonus-maluspolis
kosten 2014: 0,55 × € 50 × 12 + € 25 €
355
kosten 2015: € 50 × 1,4 × 12 € 840
kosten 2014 + 2015 € 1.195 2
23 maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
• drempel: 0,0165 × €
40.000 = € 660 1
• belastingvoordeel: (€ 800 - € 660) × 0,42 = € 58,80 1
24 maximumscore 1
ja
Een voorbeeld van een juist argument is:
Bij het gedrag van Esmée
worden de kosten van tandheelkundige hulp
afgewenteld op derden (de verzekeringsmaatschappij / de overige
premiebetalers).
Opgave 6
25 maximumscore 2
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
Uit het tekstfragment blijkt dat de werkgelegenheidsgroei (0,1%) achterblijft
bij de economische groei (2,2%), zodat niet geconcludeerd kan worden dat
laagconjunctuur / conjuncturele neergang / onderbesteding de oorzaak is
van de banencrisis.
26 maximumscore 2
bij (1) dalen
bij (2) gevraagde hoeveelheid
bij (3) arbeidsintensiever
bij (4) aangeboden hoeveelheid
• (1), (2) en (3) juist 1
•
(4) juist 1
27 maximumscore 2
Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
- vrije prijsvorming: loonvorming op de arbeidsmarkt wordt vaak
gereguleerd door de overheid (bijvoorbeeld minimumloon) of door
werkgevers- en werknemersorganisaties (loonafspraken)
- homogeen ‘product’: arbeid is niet homogeen, want er zijn verschillen
in scholing, ervaring en vaardigheid
- vrije toetreding: arbeidskrachten kunnen niet vrij toe- en
uittreden,
omdat ze gebonden zijn aan de woonplaats of kwalificaties dan wel
werkvergunningen nodig hebben om toe te treden
- transparantie: vragers en aanbieders beschikken niet over volledige
informatie over wie, wat, waar, wanneer
vraagt en aanbiedt op de
arbeidsmarkt
per juist kenmerk met uitleg 1
28 maximumscore 2
grafiek 3
Opmerking
Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen.
5 Inzenden scores
Verwerk de scores van de alfabetisch eerste vijf kandidaten per examinator in het
programma WOLF.
Zend de gegevens uiterlijk op 26 mei naar Cito.
De normering in het tweede tijdvak
wordt mede gebaseerd op door kandidaten behaalde
scores. Als het tweede tijdvak op uw school wordt afgenomen, zend dan ook van uw
tweede-tijdvak-kandidaten de deelscores in met behulp van het programma WOLF.
einde .