Antwoorden Lorenz en Gini
vraag1)
2)Nee, indien de armoede afgelezen wordt aan het reëel BBP, constateren we dat sommige zeer arme landen (inkomens onder $ 5.000,-) zoals Pakistan en Bangladesh lagere Gini coëfficiënten hebben dan bijvoorbeeld Mexico en Brazilië.
3)Nee, de kwintielen (waarmee de Lorenzcurve kan worden getekend) kennen in beide landen verschillende percentages.
4)Een daling van de Gini coëfficiënt betekent minder inkomensongelijkheid (het groene vlak wordt kleiner ten gunste van het rode). Echter, het kan zo zijn dat het vijfde kwintiel een lager inkomensaandeel krijgt, en dit inkomen niet terechtkomt bij het 1e (en/of 2e) kwintiel, maar bij het 4e (en/of 3e) kwintiel.
5)De Gini coëfficiënt geeft de mate van inkomensongelijkheid aan: waar die ongelijkheid zit, vooral bij de hoge inkomens of juist vooral beide lage, is echter niet duidelijk! Zie ook het antwoord op opdracht 3
6)80/20-ratio in Nederland bedraagt 38,7 / 7,6 = 5,1 en in Pakistan 40,3 / 9,3 = 4,3, zodat volgens deze Europese norm de inkomensongelijkheid in Nederland groter is dan in Pakistan.
7)Eigen antwoord. Indien met name de verhouding tussen de hoogste inkomens en de laagste inkomens belangrijk gevonden wordt de 80/20-ratio.
8)Die van consumptieve bestedingen, omdat met name het rijkere deel van de natie relatief meer inkomstenbelasting betaalt (althans in de meeste landen) en beschikken over een grote capaciteit tot sparen / een hoge spaarquote hebben.
9)Verschil in prijspeil tussen landen maar ook binnen landen, niet gegeven zijn de grootte van de huishoudens en de verdeling binnen huishoudens, evenals de omvang van de informele sector. De vermogensverdeling (door verschil in spaarcapaciteit) is eveneens onbekend.